Een reis door Namibië: toerisme is nodig

Een reis door Namibië: toerisme is nodig

Kan je tegenwoordig nog ethisch verantwoord reizen? Voor vele ontwikkelingslanden is toerisme een cruciale factor in hun samenleving. Het zorgt onder andere voor werkgelegenheid maar helpt ook de lokale bevolking om de natuur te beschermen. Voordat we ervoor kiezen om niet meer ver te reizen, moeten we ook eerst stilstaan bij wat de consequenties van wegblijvend toerisme kunnen zijn.

Laten we inzoomen op Namibië. De Namibische overheid heeft natuurbescherming door gemeenschappen in 1996 mogelijk gemaakt. Hiermee is er een economie tot stand gekomen die is gebaseerd op de natuurbescherming. Zo wordt er nu een vijfde van het land beheert en beschermd door plattelandsgemeenschappen en wordt de bescherming van wilde dieren nu gezien als een rendabele manier van landgebruik. Het land biedt zo namelijk een rijke natuur aan dat toerisme aantrekt. In totaal werkt er zo’n tien procent van de bevolking in deze zogenoemde conservancies. Deze verdienen jaarlijks zo’n tien miljoen euro aan samenwerkingsverbanden en toerisme. Dit geld wordt weer ingezet voor de bescherming van de natuur. De natuur profiteert dus enorm van toerisme. In de afgelopen dertig jaar is het aantal dieren in het wild in Namibië daardoor fors toegenomen. Zo groeide het aantal olifanten van 7500 in 1996 naar 22.000 in 2016 en heeft het land nu de grootste cheeta populatie van Afrika.
– WWF, 2020

In deze 7-daagse reisreportage neem ik je mee naar Namibië en sta ik stil bij de bijzonderheden die we moeten beschermen en hoe we als toerist ter plekke helpen die bescherming te bieden.

We vertrekken vroeg in de avond en vliegen de hele nacht. Via een tussenstop in Rome en nog een andere in Addis Abeba, komen we de volgende dag rond het middaguur aan in Windhoek. Denkend aan het milieu zouden we eigenlijk niet meer moeten vliegen, maar toch is dit tot nog toe de enige mogelijkheid om in landen als Namibië te komen. En dat is ook nodig. Op deze reis kom ik erachter waarom.

We hebben onze auto opgehaald en rijden weg van de stad, de natuur in. Al gauw rennen er apen langs de weg en niet veel later voelt het alsof de dichtstbijzijnde mens honderden kilometers verderop is. We zijn op weg naar ons eerste campingplekje in Namibië dat zich midden in de Kalahari zal bevinden. “Kalahari” betekent ‘grote droogte’.  We zien zand, zand en nog eens zand. En dan in de verte de eerste giraffennekken! Het besef dat we onder de evenaar zitten dringt tot me door. Het is een hele andere wereld.

Na aankomst op de camping vouwen we de daktenten uit. Het is de eerste keer, dus nog even puzzelen, maar ik kan niet geloven dat we hier mogen slapen. Midden in de natuur, omringd door wild, bomen en zand en onder een sterrenhemel zoals ik nog nooit eerder heb gezien. Maar eerst op safari. We worden opgehaald bij onze plek en zitten met een groep van vier andere toeristen in de safariwagen. Als we nog niet eens vijftig meter verder zijn, rijden we alweer tussen een kudde giraffen. Nieuwsgierig kijken ze ons aan. Wat zouden ze denken? Even later zien we springbokken, oryxen en zebra’s. Maar de gids wil ons de neushoorns laten zien die zij in dit reservaat hebben. Hij gaat opzoek naar sporen, vind nog verse drollen en dan ineens staan ze daar in de verte. Twee neushoorns. We rijden dichterbij en nog dichterbij, totdat we op nog geen twee meter afstand van ze staan. Dat is raar? Wild dat niet schrikt? Maar de gids legt het uit. “Niet lang geleden was het hier zo droog, dat er geen water voor de dieren was. Wij hebben ze toen vanuit ons resort kunnen helpen door ze water te brengen. Deze twee neushoorns beschouwen de auto nu dus als iets goeds.” Dankzij het resort hadden de beesten genoeg te drinken. En het vrouwtje is zelfs zwanger… We sluiten de safari af met een gin & tonic en de zonsondergang. Boven op een heuvel staat een tafeltje gedekt met hapjes en drankjes. We proosten op de neushoorns. Wat als dit resort er niet was geweest om ze water te geven?

Ik word al vroeg wakker van de zon die op de tent schijnt. Even was ik vergeten waar ik was maar dan hoor ik de vogels om me heen. Ik ben gewoon in Afrika. Vandaag rijden we door naar Sossusvlei. Maar eerst zetten we een koffietje, bakken we bananenpannenkoekjes en genieten we van de uitgestrekte natuur om ons heen. Dit zou je je in Nederland nooit kunnen voorstellen. We vouwen de tenten weer in en stoppen onze spullen zo strak mogelijk in de auto. Dit wordt een hobbelige rit dus het moet allemaal goed vastzitten.

Een eenzame oryx, kuddes springbokken, hier en daar een struisvogel en dan, ineens, zien we een fietser! We stoppen de auto en vragen of alles goed gaat. Hij is nog vele kilometers weg van de dichtstbijzijnde camping of dorp en er is in de verste verte geen boompje voor schaduw te bekennen terwijl we de zesendertig graden aantikken. Hij blijkt uit Spanje te komen en is al de hele dag aan het fietsen. Dat is pas duurzaam reizen. De onbewerkte wegen zien er alleen haast niet te fietsen uit. Hij vraagt ons om water, wenst ons een goede reis en vervolgt dan zijn rit voordat het donker wordt.

Die avond zitten we rond het kampvuur naar de bergen in de verte te kijken. Pakketjes zoete aardappel liggen in het vuur en de mais kleurt donkerder geel op de braai. Met een biertje in onze handen bespreken we de dag. Het voelt nu al alsof Nederland weken geleden is. Terwijl er pas twee dagen opzitten. Met nauwelijks wifi en niks anders dan elkaar en de natuur om je heen, ontstaat er een rust in je die je nog nooit ervaren hebt. Dat dit nog bestaat, is haast niet in te beelden in een volgebouwd land als Nederland. Met dat heerlijke gevoel duiken we vroeg onze tent in want de wekker staat al om vijf uur de volgende dag.

Het is nog donker als het alarm gaat maar Dune 45 wacht op ons. We kleden ons gauw om, eten wat en vertrekken nog voordat de poorten van de camping open zijn. Daar wachten we dan met alle andere toeristen totdat we in een stoet achter elkaar naar de beroemde duinen rijden. Ook al is het nog geen halfuurtje rijden, het landschap is compleet veranderd. De rode zandbergen doemen om ons heen op. We willen voor zonsopkomst op de top staan dus we houden de vaart erin. Al is dat eenmaal op de duin pittiger dan verwacht. We zakken eerst een halve meter weg in het zand voordat we ons weer af kunnen zetten voor de volgende stap. Ook al is het slechts 170 meter omhoog, we doen er langer over dan verwacht. Er staat ook nog eens een harde wind dus het rode zand vliegt om onze oren. De zon klautert door omhoog wat voor een aparte lichtgloed zorgt. Het voelt buitenaards. Zo ver als we kijken kunnen zien we rode zandduinen. Zo wijds, open, schoon en leeg, het is haast niet te bevatten. Als de zon volledig opkomt, slaagt het landschap erin om er nog indrukwekkender uit te zien. De rode bergen stralen als het ware. De aarde zit toch vol met verassingen.

Terwijl de zon verder omhoogklimt, beginnen wij weer aan onze tocht naar beneden. We glijden en rennen de berg af met een zandwolk achter ons aan. Eenmaal beneden komt de hitte die al eerder was neergedaald, ons tegemoet. Ik ben blij dat we niet met deze temperatuur omhoog hebben hoeven klimmen.

Onze volgende bestemming is Swakopmund. Een badplaatsje waar nog veel van de Duitse invloeden zichtbaar is, kijk alleen al naar de naam. Met een temperatuurverschil van twintig graden zitten we die avond met een uitzicht op zee een schnitzel te eten. Van woestijn naar zee, van 36 graden naar 16 graden en van open vlaktes naar een bebouwde stad. Hoe de wereld in zo’n korte tijd kan veranderen is fascinerend.

We gaan kajakken tussen de zeerobben. Al vroeg melden we ons bij de haven waar de pelikanen tussen de boten door aan het badderen zijn. Een enthousiaste gids stelt zichzelf voor, “SJ van Dijk” en brengt ons naar zijn busje waarmee we richting Pelican Point zullen rijden. Onderweg vertelt hij levendig over zijn leven als gids. “Toerisme is een van de belangrijkste inkomstenbronnen voor ons.” Hij wil zelf op een dag ook een eigen bedrijf in de branche oprichten. “Het land heeft zoveel te bieden, het verveelt nooit. En het is belangrijk dat we dit delen met de rest van de wereld. Om te laten zien wat we moeten beschermen.” Groot gelijk. Vanaf Nederland had ik nooit echt kunnen bedenken hoe groots, imposant en kwetsbaar de natuur hier is. We rijden over het strand en zien honderden flamingo’s, pelikanen in de lucht, kolonies zeehonden op het strand en in het water en jackhalzen die de dode zeehonden verderop opeten. Toch een heel andere beleving dan een dagje Noordwijk aan Zee.

De kajaks gaan het water in en we peddelen richting de zeehonden. Nieuwsgierig dat ze zijn komen ze om ons heen zwemmen, knabbelen aan de peddels en springen heen en weer. Soepel bewegen ze zich door het water en af en toe krijgen we een plens water in ons gezicht. Het zijn er honderden. Dan zien we in de verte opeens vinnen boven water. Dolfijnen! We peddelen er snel naar toe en dan varen we ineens achter springende dolfijnen aan. Het voelt alsof we midden in een natuurdocumentaire zitten en een zijn met de zeedieren.

Wanneer we terug in de haven zijn komt er een man naar ons toe. Hij heeft die ochtend gevraagd hoe we heten en dit onthouden. Nu heeft hij een persoonlijke sleutelhanger voor ons gemaakt. Voor een voor ons heel klein bedrag mogen we ze hebben. Hij kletst er vrolijk op los en vertelt dat de sleutelhangers worden gemaakt van de pitten van vruchten die zij eten in hun dorpje. Tevreden loopt hij na afloop naar zijn kraampje toe waar een vrouw zit met twee baby’s.

Vandaag trekken we weer landinwaarts, het Damara gebied in. Ook nu staan we weer versteld van de verrassende omgevingen. Maar wat het meeste opvalt zijn de kleine hutjes. Er staan een stuk of tien ronde hutjes met een rieten dak verspreid over een klein oppervlak. Erbij staan vrouwen met rietenrokjes, uitgedost met leren lapjes en kettingen. Naakte kindjes rennen in het rond en paar oudere vrouwen zitten in een kringetje onder de schaduw van een boom. Ze roepen ons en vragen om water. We laten ze hun flessen vullen onder de 40 liter tank die achter in de auto staat. We mogen geen foto’s nemen tenzij we ervoor betalen.

Als we verder rijden staan er om de twintig meter een paar tafels vol met, wat het lijkt, edelstenen. Als er een keer mensen bij de tafel staan stappen we uit om te gaan kijken. Gelijk komen ze op ons af. Ze laten alles zien wat ze hebben. Het zijn blijkbaar een soort kraampjes waar ze stenen, kettingen en andere zelfgemaakte versieringen verkopen. Wat me ook opvalt is dat eentje gelijk haar telefoontje (geen touchscreen maar iets van een ouderwetse Nokia) in haar tas stopt. De ander haalt er een puppy bij. Zouden ze zo de toeristen bespelen? Desondanks kopen we wat. Ze hoeven niet alleen maar geld, ook zij vragen om water en eten of kleding. We geven ze courgettes en champignons en vertrekken weer met een ketting met een woestijnroos eraan, eentje met een schelp eraan en edelstenen. Zij wat eten en drinken rijker, wij een herinnering en een verhaal.

Als je even denkt dat je helemaal alleen op de wereld bent, staan er opeens weer een stuk of vijf hutjes her en der bij elkaar in de buurt. Er lopen geiten en koeien rond als tekenen van leven maar verder ziet het er stilletjes uit. Zou hier nou echt iemand wonen?

We komen aan bij Twyfelfontein resort waar we een nachtje in lodges zullen overnachten. Hier kunnen we rotstekeningen bewonderen gemaakt door de San-mensen van duizenden jaren oud. Wanneer we naar de hut worden gebracht door een medewerker, vertelt hij ons dat hij en zijn ‘maatje’ weten waar de woestijnolifanten zijn. Zijn maatje kan ons erheen brengen voor de helft van de prijs van wat het resort vraagt. We vragen ons af of dit wel eerlijk en veilig is om te doen, maar zeggen toch ja. Even later spreken we af met ‘het maatje’, wat eigenlijk de gids is van het resort en stapt hij bij ons in de auto. Hij vertelt hoe we moeten rijden. Onderweg rijden we weer door een dorpje heen. “Daar woon ik”, vertelt de gids, ondertussen zijn we erachter gekomen dat hij Stanley heet. Hij wijst naar een vierkant huisje dat nog geen eens tien vierkante meter kan zijn. Dus er wonen toch echt mensen in deze dorpjes. Ik ben blij dat we hem zo wat extra geld kunnen opleveren. “Ik heb dankzij dit resort werk. Ik slaap daar 26 nachten van de maand, de andere slaap ik thuis, hier dus.” Doordat hij hier is opgegroeid, heeft hij regelmatig met de olifanten te maken gehad. “Wij kunnen ze water geven. Veel mensen in dit dorp verdienen geld aan het resort, zo kunnen we een kunstmatige waterbron veroorloven. De olifanten rekenen hier inmiddels op.”

We rijden door een opgedroogde rivier nadat Stanley de grond heeft afgezocht naar sporen en tekenen van de beesten. Dan zegt hij opeens “daar!”. Zes olifanten staan vredig te eten. We kunnen onze auto doorrijden tot onder de boom op slechts tien meter afstand maar al gauw wordt die afstand kleiner. Ze komen naar ons toe. Onze raampjes staan open en als we zouden willen, zouden we ze kunnen aanraken. Ik voel me enorm kwetsbaar. De details van de huid, de lange wimpers, de langzame maar soepele en geluidloze bewegingen, het is emotioneel. Zo’n groot en sterk beest, afhankelijk van mensen voor water. We zeggen geen woord meer.

We zijn aangekomen bij Ongava Lodge waar we al gauw in gesprek raken met de manager Benadicte. Ze wijst ons de weg en vertelt over de mogelijkheden bij hun verblijf. Er is een research centre waarin wordt uitgelegd hoe zij de dieren helpen en hoe wij als toeristen die daar verblijven hieraan bijdragen. “Tijdens de pandemie bleven de toeristen natuurlijk weg, wij hebben toen heel veel geld misgelopen waar we normaal gesproken de dieren mee kunnen helpen.” Ook vertelt ze dat door het wegblijvende toerisme er veel meer gestroopt werd dan voor de pandemie. Met name op de neushoorn. “Die hoorns zijn zo goed als goud waard op de Aziatische markt. Het vormde een bron van inkomsten voor de mensen die normaal gesproken hun geld aan toerisme verdienden.” Op een poster wordt er vermeld dat zij de dieren beschermen, zodat ook volgende generaties ze nog kunnen bewonderen.

Die namiddag maken we een safaritour door het reservaat dat bij het resort hoort. Onze gids praat druk in zijn portofoon, het is grappig om te horen, die kliktaal. Ze gebruiken die portofoon om andere gidsen op de hoogte te houden wanneer ze een dier hebben gespot. En blijkbaar ging het dit keer om leeuwen want opeens wijken we af van de weg, de bosjes in, en dan op een open plek ligt een groep van zo’n twaalf leeuwen. Bono, de gids, vertelt dat ze ze al een tijdje niet meer hadden gezien, dus we hebben geluk. Eentje ligt op haar rug te zonnen, een jonkie loopt heen en weer en de vader schudt met zijn manen. “Ze hebben waarschijnlijk net gegeten, kijk maar, dat jonkie heeft nog bloed op zijn buik.” Luguber, maar dit is de natuur. Na een uur foto’s maken en deze beesten in het echt hebben mogen bewonderen, rijden we verder. Eigenlijk zouden we een wijntje bij zonsondergang drinken maar Bono heeft nog een tip gekregen. We rijden weer door de bushbush en dan opeens rijden we een gigantisch open veld op. Kuddes springbokken, hartenbeesten, zebra’s en oryxen staan te grazen. Een wildebeest staat in zijn eentje voor zich uit te staren. En midden in het veld staat een mama neushoorn met haar zoontje. De zonsondergang kleurt de lucht zacht wat dit gehele plaatje nog magischer maakt. Hoe zou iemand deze indrukwekkende beesten ooit dood kunnen schieten?

Op de terugweg lopen er ineens twee mannen langs de weg. Bono legt uit dat zij het hek aan het controleren zijn en deel uitmaken van een systeem dat stropers tegenhoudt. We mogen dan ook geen foto’s van ze maken zodat niemand weet wie dit werk doet. “De jongens zelf weten ook niet wat voor werk ze die dag moeten doen, waar en met wie. Pas even van tevoren wordt dit bekend en dan is er ook nog eens de kans dat je ergens tijdens je shift opgehaald wordt en ergens anders moet gaan werken.” Alles om corruptie te voorkomen. Er mag niet eens gedeeld worden hoeveel neushoorns er in dit reservaat zijn. Alles om het de stropers zo moeilijk mogelijk te maken.

Dit wordt een spannende ochtend. We doen namelijk mee aan een bushwalk. We rijden samen met een gids en twee andere toeristen de wilde natuur in en stappen dan uit. Vanaf hier gaan we te voet verder. De gids laadt zijn geweer en zegt wat te doen wanneer we oog in oog met wilde dieren staan. Zie je een olifant? Blijf zo stil mogelijk staan. Neushoorns? Klim in een boom of verstop je erachter. Leeuwen? Hoe eng het ook is, ook dan blijven stilstaan en zo hard mogelijk gillen, klappen en schreeuwen. Terwijl hij dit aan ons vertelt laadt hij zijn geweer. Het zweet breekt me uit. Wil ik dit wel? Maar ik kan niet meer terug. We beginnen aan de tocht. De gids vertelt alles wat hij weet over de planten, bomen, termietheuvels, keutels en sporen. Hoe interessant ook, ik let er alleen maar op of we niet vanachter beslopen worden.

Dan staan we opeens stil. “Leeuwenpoten”, zegt de gids en wijst naar de grond. Alsof de spanning nog niet hoog genoeg is begint hij een verhaal te vertellen. “Toen ik een keer met een groep toeristen was, kwamen er drie leeuwen op ons af. We begonnen met zijn allen te schreeuwen en te gillen, maar het hielp niet, dus ik begon te bidden.” Hij vertelt dat hij alleen mag schieten als de dieren binnen tien meter zijn, anders gaat hij de gevangenis in. Deze leeuwen waren met zijn drieën, hij maakte geen schijn van kans om ze allemaal te schieten binnen zo’n korte tijd. “Toen gebeurde er een wonder. De moederleeuw sprong tussen ons en de drie andere leeuwen.” Schijnbaar waren die drie nog jong en leerden ze net jagen. Ze wisten nog niet af van het gevaar van de mens. De moeder leeuw wel. “De toeristen hebben mij moeten kalmeren”. Ik sta met grote ogen te luisteren en even voel ik me een met de zebra’s en kudu’s die altijd op hun hoede moeten zijn.

Vandaag sluiten we de reis af. Na een lange tocht blijven we op onze campingplek om te genieten van het eindeloze uitzicht. Zover je kijken kunt is het groen van de bomen, weer een heel ander soort landschap dan we tot nog toe hebben gehad.

We eten weer van de braai; vlees van de lokale boer, groentepakketjes en brood dat ze hier zelf gebakken hebben. We proosten met ons Namibische biertje op de rust en wonderen die we hier hebben mogen meemaken.

Die avond vergeten we de box met eten op te bergen. Zodra we de tenten dichtritsen horen we de box van de tafel vallen. We schieten naar voren om te kijken wat er gebeurt en als ik met mijn lichtbundel over de grond ga zie ik twee stekelvarkens in de box koekeloeren. Ze trekken zich niks aan van de schijnwerper. Rustig kiezen ze uit wat ze mee willen nemen. Pas als ik in mijn handen klap gaan ze er vandoor. In de bosjes horen we ze knagen en even later komen ze terug naar het kraantje. Er zal wel nog wat water op de stenen liggen. Dus ook zo profiteren die dieren van de toeristen, bedenk ik me glimlachend.

De volgende ochtend vinden we het plastic zakje dat ze hadden meegenomen gelukkig terug. Zo te zien hebben ze die avond pasta op het menu gehad. Als bedankje hebben ze twee stekels achtergelaten. Een mooi aandenken.

Ook al heb ik de meeste dieren eens in een dierentuin gezien en kijk ik wel eens natuurdocumentaires, pas als toen ik er zelf middenin zat, besefte ik me: dit is echt en dit moet beschermd worden. De natuur nog zo schoon, onaangetast en imposant en de dieren zo nieuwsgierig maar schuw en puur. Alle plekken waar ik heb verbleven, gebruikte een groot deel van het geld voor het natuurbehoud. Het gaat eigenlijk in een cirkel; zolang er neushoorns en ander wild rondloopt, komen de toeristen. En zolang de toeristen blijven komen, komt er geld binnen om de dieren te beschermen.

We moeten dit niet vergeten. Hopelijk komt er gauw een duurzaam alternatief voor vliegen. Want als toerist kan je veel betekenen in een land als Namibië.

Alle afbeeldingen in deze productie zijn gemaakt door Rosan Bijpost. De namen van de lokale mensen zijn hun “internationale” namen. Zij hielden hun Afrikaanse namen liever voor zichzelf. 

Over de auteur