Factcheck: behoudt het kabinet controle over ons volksgezondheidsbeleid in geval van een wereldwijde gezondheidscrisis?

Factcheck: behoudt het kabinet controle over ons volksgezondheidsbeleid in geval van een wereldwijde gezondheidscrisis?

Gideon van Meieren, Tweede Kamerlid voor Forum voor Democratie (FVD), claimt in het debat over de effecten en gevolgen van het pandemieverdrag dat het kabinet op het punt staat de totale controle over ons volksgezondheidbeleid over te dragen aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), in geval van een wereldwijde gezondheidscrisis.   

Dat is onwaar, blijkt uit deze factcheck. Hoewel het niet de bedoeling is, kunnen landen de aanbevelingen van de WHO tijdens een wereldwijde gezondheidscrisis zonder consequenties naast zich neerleggen. Staten dragen dus geen enkele bevoegdheid af aan de WHO, als het gaat om de invulling van nationaal beleid. 

Fragmenten van het betreffende debat, dat op 10 april plaatsvond, zijn verschenen op het twitteraccount van FVD en zijn op het moment van schrijven respectievelijk 286.000 en 205.000 keer bekeken. De bewering heeft dus veel mensen bereikt.

Onderscheid

Binnen het debat over de effecten en gevolgen van het pandemieverdrag werden eigenlijk twee verschillende verdragen besproken. Enerzijds betrof het de aanpassing van een bestaand verdrag: de International Health Regulations (IHR), het verdrag waarop de WHO is gebaseerd. Anderzijds kwam een nieuw verdrag ter sprake, dat nog in de maak is: het pandemieverdrag.

De International Health Regulations richten zich op gezondheidsbedreigingen die uit kunnen groeien tot een internationale noodsituatie. Onder de IHR kan vervolgens een gezondheidscrisis worden uitgeroepen en kunnen aanbevelingen worden gedaan ter bescherming van de volksgezondheid. Het pandemieverdrag dient daar complementair aan te worden, door het voorkomen van omstandigheden waardoor potentiële gezondheidscrises ontstaan.

Gedurende twee jaar hebben vertegenwoordigers van de WHO-lidstaten een reeks bijeenkomsten gehouden om deze nieuwe overeenkomst op te stellen. De definitieve tekst wordt naar verwachting volgende maand, tijdens de 77e wereldgezondheidsvergadering (WHA) in stemming gebracht. Volgens de laatste ontwerptekst (van 13 maart) moet het verdrag leiden tot versterking van de preventie, paraatheid en respons bij toekomstige pandemieën.

Zorgen

Verschillende partijen, waaronder FVD, zijn bang dat Nederland zijn zeggenschap over de aanpak van een eventuele pandemie verliest. Gevreesd wordt dat Nederland straks via de WHO wordt verplicht tot het nemen van ongewenste maatregelen, als het pandemieverdrag en de gewijzigde IHR eenmaal in werking zijn getreden.

De zorgen gaan vooral over artikel 1 en artikel 13A van de International Health Regulations:

Bij artikel 1 staat nu nog dat adviezen die de WHO uitbrengt als reactie op een internationale noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, niet-bindend zijn. In de voorgestelde wijzigingen wordt dat geschrapt, wat impliceert dat de aanbevelingen voortaan door landen moeten worden opgevolgd en uitgevoerd.

Bovendien wordt er bij artikel 13 een bepaling toegevoegd waarin staat dat lidstaten de WHO erkennen als leidende en coördinerende autoriteit ten aanzien van internationale gezondheidscrises en zich ertoe verbinden de aanbevelingen van de WHO op te volgen.

Waarborging van soevereiniteit

Volgens Martin Buijsen, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Erasmus Universiteit, moet elke staat die een verdrag ondertekent, zich aan de gemaakte afspraken houden. Als een staat partij is bij een verdrag, neemt het namelijk verplichtingen op zich.

Dat betekent dat staten, bij een zogenaamde internationale noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid, gevolg moeten geven aan de aanbevelingen van de WHO. ‘’Als er maatregelen voorgeschreven worden, heb je die in principe op te volgen, want daarvoor heb je dat verdrag ondertekend.’’

Men gaat er dan ook vanuit dat de adviezen die gegeven worden, door lidstaten worden overgenomen. Maar er is geen handhavingsmogelijkheid. Het heeft dus geen consequenties als landen besluiten om er geen gehoor aan te geven.

Overigens worden de amendementen om het niet-bindende karakter van aanbevelingen op te heffen naar verwachting niet aangenomen, zo verzekerde minister Dijkstra (D66, medische zorg) de Kamer tijdens het debat. ‘’Ze zullen van Nederland in ieder geval geen steun krijgen’’.

Verder staat in het derde lid van artikel 24 van het pandemieverdrag expliciet dat lidstaten geen enkele bevoegdheid aan de WHO overdragen: niets in de WHO pandemie-overeenkomst mag worden geïnterpreteerd als een manier om het WHO-secretariaat, met inbegrip van de directeur-generaal van de WHO, enige bevoegdheid te verlenen om nationale wetten of het beleid van een lidstaat te sturen, wijzigen of voor te schrijven of om specifieke maatregelen, zoals vaccinatiebewijzen of lockdowns op te leggen.

Daarnaast kan elke lidstaat zelf beslissen om wel of niet in te stemmen met het pandemieverdrag zoals dat voorligt. Verdragsluitende partijen kunnen zelfs voorbehouden maken. ‘’Lidstaten kunnen op die manier aangeven dat ze niet met alle onderdelen instemmen’’, verklaart Buijsen.

Hetzelfde geldt voor de IHR-wijzigingen. Indien er geen parlementaire meerderheid is voor alle of specifieke wijzigingsvoorstellen, zal Nederland niet gebonden zijn aan deze voorstellen. De oude bepalingen van de IHR blijven dan van kracht.

Conclusie: Dat het kabinet de totale controle over ons volksgezondheidsbeleid overdraagt aan de WHO zodra het pandemieverdrag in werking treedt, is onwaar. Hoewel van verdragsluitende landen wordt verwacht dat ze de aanbevelingen van de WHO, bij een internationale noodsituatie voor de volksgezondheid overnemen, kan dat niet door de WHO worden afgedwongen. Staten dragen dus geen enkele bevoegdheid over aan de WHO, als het gaat om de invulling van nationaal beleid.

*Disclaimer: de onderhandelingen lopen nog dus het is onduidelijk of er überhaupt een akkoord wordt bereikt. Derhalve kan de definitieve overeenkomst nog verschillen van de ontwerptekst.

Over de auteur

Fleur Heldens

Fleur Heldens (2003), heeft haar studie Internationale Ontwikkelingsstudies verruild voor een opleiding journalistiek. Het rechtvaardigheidsgevoel is echter niet verdwenen, ze ziet het als haar taak om naar de ongehoorde stem te luisteren. Daarnaast belicht ze graag initiatieven die staan voor verbinding in een samenleving die schreeuwt om gemeenschapszin.