Het wiskunde- en rekenniveau van veel middelbare scholieren is zorgwekkend laag. Dat blijkt uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie dat onlangs is gepubliceerd. Zo blijkt uit het rapport dat 75 procent van de vmbo basis- of kaderleerlingen het 1F niveau nog niet heeft gehaald aan het eind van het tweede leerjaar, terwijl ze dat eigenlijk al aan het eind van de basisschool hadden moeten halen.

De Onderwijsinspectie onderzocht hoe het gesteld is met de reken- en wiskundevaardigheden van pubers. Normaal gesproken zouden leerlingen aan het eind van de basisschool niveau 1F moeten beheersen. Toch zit 75 procent van de basis- of kaderleerlingen aan het eind van het tweede jaar nog niet op dit niveau. Van de havo/vwo-leerlingen haalde 20 procent het verwachte 2F-niveau aan het einde van hun tweede leerjaar niet.

Hoe dit probleem heeft kunnen ontstaan is nog niet helemaal duidelijk. “Er is nog geen onderzoek geweest naar de oorzaak, wij hebben vooral gekeken naar hoe het ervoor staat met de rekenvaardigheden en hoe het onderwijs wordt ingericht”, aldus Daan Jansen, woordvoerder van de Onderwijsinspectie. Volgens Kees Hooyman van de focusgroep, dit zijn professionals uit de onderwijspraktijk, komt deze achterstand waarschijnlijk doordat elk vak zijn eigen aanpak heeft. “Elk vak heeft zijn eigen manier van rekenen, maar allemaal net anders. Zo raken kinderen snel de draad kwijt.”

Door deze achterstand is het volgens de onderwijsinspectie nog maar de vraag of leerlingen aan het eind van de middelbare school wel het wettelijk gevraagde niveau behalen. Een groep experts uit het onderwijsvak heeft gereflecteerd op het onderzoek en zij kijken wat er nu aan moet gebeuren om dit probleem op te lossen.