Utrecht Oost

Selecteer Pagina

Wij spraken niet in het plat-Utrechts 

Wij spraken niet in het plat-Utrechts 

Koos Marsman in het volksbuurtmuseum. Bron: Milou Brandsma

UTRECHT – Ton van den Berg, ook wel bekend als Koos Marsman, is zelfbenoemd ambassadeur van de Utrechtse taal. Hij heeft zich de afgelopen jaren erg in de Vollekstaol verdiept en is hier veel mee bezig, zoals in zijn tweekelijkse column voor De Utrechtse Internet Courant (DUIC). Ook bij de onthulling onlangs van het nieuwe straatnaambord van de ‘Nâchtegaolstraot’ was hij aanwezig. 

‘Ik ben geboren en getogen in Utrecht. Ik ben geboren in ’t Ondiep, maar opgegroeid in de Betonbuurt. De buurt had geen al te beste naam. Achter in de wijk woonde een lagere sociale klasse. Hier spraken ze plat-Utrechts. Mijn moeder zei daarom altijd tegen ons dat wij dat niet moesten spreken, want het stond bekend voor mensen met een laag aanzien. Dit zei ze dan wel in het plat-Utrechts. Wij spraken thuis namelijk wel degelijk plat. Op de lagere school moest ik ABN leren spreken. Het is mij nooit gelukt om het platte er helemaal uit te krijgen. Sommige woorden zoals “de Kanaalstraat” spreek ik nog steeds uit met een accent.’

Traditie voortzetten

‘In de voormalige huis-aan-huiskrant het Stadsblad was altijd een column geweest in de Utrechtse volkstaal. Dit vond ik altijd al leuk om te lezen. Een van de mensen voor mij was Frans de Haas. Hij schreef onder de naam Tinus Gragwaoter. Toen hij was overleden was er niemand die de rubriek kon voortzetten. Ik vroeg aan het blad waarom dit was. Als antwoord kreeg ik dat ze niemand kenden die dit wilde doen. Hierop volgde de vraag of ik dat wilde doen. Zelf had ik hier niet eerder over na gedacht. Wel vond ik het altijd al een leuke taal, maar toen dacht ik terug aan wat mijn moeder altijd zei: “Wij praten geen plat-Utrechts”, dus het kon niet onder de naam Ton van den Berg.’

Koos Marsman 

‘Ik werd eens op een dag door twee verschillende mensen aangesproken met de vraag of ik Koos Dobbelsteen was. Hij speelde in de serie “Zeg ‘ns Aaa”. Dit vond ik te toevallig. Vandaar dat ik had besloten dat Koos mijn naam als columnist ging worden. Ik had nu alleen nog een achternaam nodig. Ik vond dat Koos nog iets decadents nodig had. Hendrik Marsman was een Nederlandse dichter die ook in Utrecht heeft geschreven. Dit vond ik een mooie degelijke achternaam die op z’n Utregs ook lekker klinkt. Vandaar dat mijn nieuwe naam Koos Marsman ging worden.’

De Utrechtse “Van Dale” 

‘Ook voor ik begon met het schrijven van mijn eigen column had ik al een interesse voor de Utrechtse taal. Dit kwam onder andere door Bernard Martens van Vliet. Hij is de man die alle Utrechtse woorden kende. Hij heeft een soort “Van Dale” geschreven over de Utrechtse taal. Ik kwam hem wel vaker tegen als er een nieuwe editie uit kwam van het boekje “De Vollekstaol van de stad Uterech”. Ik heb ook eens een woord ingebracht voor het boek, “mesissesebroek”. Dat is hoe mijn moeder “manchesterbroek” uitsprak, een soort corduroy broek. Martens van Vliet heeft dit woord wat aangepast zodat het beter te begrijpen was, maar het staat nu wel in het boek.’

Het klinkt zo lekker

‘Wat ik zelf een erg leuk Utrechts woord vind is “paordeverschut”, dit is een soort overtreffende trap van het woord voorschut staan. In het Utrechts houden we van overdrijven. Vandaar dat dit typisch Utrechts is, het is namelijk nog erger dan voorschut staan. Een reden waarom het zo lekker klinkt in het plat-Utrechts is omdat de letter a erin voorkomt. In het dialect wordt dit namelijk een ao, hierdoor klinkt het zo lekker. Daarom vind ik het een goede keuze dat ze hebben gekozen om bij de Nachtegaalstraat een nieuw boordje op te hangen. Op het bord staat de originele straatnaam en de naam in het dialect erbij, “Nâchtegaolstraot”. In deze straatnaam komt de letter a veel voor.’

‘Ik ben zelf niet de persoon die met het idee gekomen is om het straatnaambord te veranderen. Dit is Joost Gijzel. Hij was geïnspireerd door het programma van Elise Schaap vorig jaar op televisie. Daarin ging zij op zoek naar oude dialecten en accenten waardoor ze ook in Utrecht terecht kwam.’

‘Ik vind niet dat er bij elke straat een bordje hoeft te hangen met de naam in het dialect erbij geschreven. Ik vind het leuk dat het bij deze specifieke straat is gedaan, maar ik zie de meerwaarde er niet van in om dit overal te doen. Niet elke straatnaam veranderd ook. Wel vind ik het leuk dat er wat aandacht is gekomen voor het plat-Utrechts. Er wordt namelijk soms gezegd dat het uitsterft. Zelf vind ik meer dat het veranderd.’

We vroegen aan de Utrechters, en Koos MArsman of hun wat af wisten van de Utrechtse Volkstaal.

Over de auteur

Milou Brandsma

Milou Brandsma (2003), woont in Nijmegen. Ze heeft het vwo in 2021 afgerond aan de Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud. Na een tussenjaar is ze begonnen aan de opleiding culturele antropologie en ontwikkelingssociologie. Haar huidige opleiding volgt ze aan de school voor journalistiek in Utrecht.